En toen was het ineens al juni….

15 juni 2021 1 Door Jan-Willem

Wauw, wat gaat de tijd hard. Ik besefte mij ineens dat ik al een tijdje niks geschreven had en nu blijkt mijn laatste post alweer van vier maanden terug te zijn. Er is dan ook een hele hoop gebeurd: verhuisd, in verwachting van ons eerste kindje, kinderopvang zoeken, eindelijk weer oefenen met de KNRM en ohja, iets met opdrachten en tentamens voor de Hogeschool en werken op de afdeling in OLVG.

De afdeling Neurologie vind ik leuker dan ik vooraf had verwacht. De ziektebeelden die ik zie zijn erg interessant en je leert hier heel goed op kleine signalen van de patiënt te letten. Vrijwel alle patiënten hebben hulp nodig met de ADL en veel patiënten kunnen door neurologische uitval zich niet (goed) verbaal of non-verbaal uiten en in sommige gevallen ook communicatie niet (goed) begrijpen.
Wat ik gaaf en mooi vind aan het werken met deze patiënten is dat je door hier goed mee om te gaan ontzettend veel voor een patiënt kan betekenen.

Eén van de grootste uitdagingen hierin vind ik patiënten met afasie. AfasieNet.com omschrijft afasie als:
“Afasie is een taalstoornis. Afasie, A (= niet) fasie (=spreken) betekent dat iemand niet meer kan zeggen wat hij wil. Mensen met afasie kunnen problemen hebben met: spreken, begrijpen, lezen of schrijven.”
Meestal ontstaat afasie naar aanleiding van een hersenbloeding of herseninfarct, maar kan ook ontstaan bij bijvoorbeeld een infectie of tumor in de hersenen.

Hoe afasie zich precies manifesteert verschilt van persoon tot persoon. Waar de ene patiënt alleen niet de juiste woorden kan vinden, maar wel kan opschrijven, kan de andere patiënt problemen hebben met zowel het begrijpen als het spreken of schrijven.
In deze video wordt een aantal mensen met afasie gevraagd naar hun naam, leeftijd, beroep en wat ze leuk vinden om te doen. Bekijk de video en stel je voor dat jij die patiënt bent en aan mij wil uitleggen wat je voelt, of dat je antwoord wil geven op mijn ogenschijnlijk simpele vraag: “Hoe gaat het vandaag met je?”

Op dat soort momenten ben ik blij dat ik als student vaak extra de tijd kan nemen om patiënten op hun eigen manier met mij te laten communiceren, zonder dat ik door tijdnood hun volgende woord of rest van de zin moet raden. Hierdoor kan ik frustratie voorkomen (door het verkeerd raden), voelt de patiënt zich meer gehoord en zal een patiënt ook eerder een langer verhaal willen beginnen.

Dit lukt echter helaas lang niet altijd, een voorbeeld uit de praktijk:
Mijn collega heeft mij gevraagd of ik een patiënt van haar uit bed wil helpen en in zijn rolstoel wil zetten. Nadat ik dit heb gedaan (met een tillift, want meneer is verlamd aan zijn benen) vraag ik de patiënt of ik nog iets voor hem kan betekenen.
Hij knikt ja.
Ik heb geen idee.
Hij beweegt zijn linker onderarm richting zijn gezicht. Ik probeer met ja/nee vragen te achterhalen wat hij probeert te zeggen. Scheren? Tandenpoetsen? Hoofdpijn?
We komen er niet uit en de teleurstelling en frustratie van de patiënt is voelbaar. Inmiddels moet ik naar mijn eigen patiënten en ik geef aan de collega die voor hem zorgt te vragen gelijk te komen.
Misschien weet zij wat meneer nodig heeft.